Ongeveer de helft van de Vlaamse steden en gemeenten hebben na de terreuraanslagen van 22 maart 2016 Lokale en Integrale Veiligheidscellen inzake radicalisme, extremisme en terrorisme (LIVC-R) opgericht. De LIVC-R’s zijn een instrument in de bestrijding van gewelddadige radicalisering doordat zij personen die zich in een radicaliseringsproces bevinden vroeg detecteren en geïndividualiseerde opvolgtrajecten voor hen uitwerken. Maar die LIVC-R’s houden ook belangrijke risico’s in voor jongeren en jeugdwerkers.
Een LIVC-R is een lokaal overlegplatform tussen de sociale diensten en preventiediensten van de stad, de stadsdiensten, de lokale politiezone en de Lokale Task Force (LTF), en staat onder leiding van de burgemeester. Doordat de wet geen criteria of risicotaxatie vastlegt inzake radicalisering, dreigt een vorm van gedachtenpolitie te ontstaan met een onmiskenbaar gevaar voor discriminatie en voor etnisch en religieus profileren. De wet houdt daarnaast bijkomende risico’s in voor minderjarige jongeren én jeugdwerkers.
De rechten en plichten van kinderen die aangemeld worden bij een LIVC-R worden niet omschreven in de wet. Dat roept veel vragen op. Worden de kinderen of hun ouders op de hoogte gebracht? Kunnen zij weigeren om mee te stappen in het individueel traject? Krijgen zij inspraak? Kunnen zij een beroep indienen?
De LIVC-R’s staan bovendien op erg gespannen voet met de Jeugdbeschermingswet. Die wet verplicht dat informatie over minderjarigen en hun thuismilieu geheim moet blijven. Het is momenteel erg onduidelijk op welke manier informatie wordt uitgewisseld tussen de LIVC-R en de veiligheidsdiensten. Kinderen dreigen in allerlei databanken te worden opgenomen, waaruit zij niet of moeilijk kunnen worden geschrapt. Er is geen enkele garantie dat de minderjarige op 18 jaar opnieuw met een wit blad kan beginnen.
Jeugdwerkers hebben de taak om aan brede, algemene preventie te doen door ervoor te zorgen dat jongeren zich goed voelen en hun plaats vinden in de samenleving. De vertrouwensrelatie tussen jongeren en jeugdwerkers is daarbij cruciaal. Die vertrouwensrelatie komt onder druk te staan doordat aan jeugdwerkers gevraagd kan worden om informatie te delen binnen een LIVC-R.
De discretieplicht laat jeugdwerkers toe om derden te betrekken als zij dat noodzakelijk achten in het belang van de jongere zelf of de bredere samenleving. Een platform echter waar bestuurders en veiligheidsdiensten persoonlijke informatie over willekeurige personen ‘aftoetsen’ bij jeugdwerkers, is niet in overeenstemming met hun deontologische code en discretieplicht.
Omdat de Wet van 30 juli 2018 [1] te veel onduidelijkheden creëert voor kinderen én jeugdwerkers, hebben de Kinderrechtencoalitie en Uit De Marge vzw besloten om klacht in te dienen bij het Grondwettelijk Hof [2].
Hoewel beide organisaties de bezorgdheid over radicalisering begrijpen, mogen de kinderrechten daarbij niet onder de mat worden geveegd. Minderjarigen én jeugdwerkers horen niet thuis in de Lokale en Integrale Veiligheidscellen.